20 september 2022

‘Gezamenlijk geluid’: maak kennis met een nieuw begrip in de Omgevingswet

De grootste wetswijziging sinds de start van de grondwet uit 1848 komt eraan. Per 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Voor het thema geluid verandert er veel. Zo nemen we afscheid van de huidige wetgeving, zoals het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Wet geluidhinder. Ook het normenstelsel en bepaalde termen veranderen. Begrippen zoals voorkeurswaarde en ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting maken plaats voor standaardwaarden en grenswaarden. Een aantal begripswijzigingen dus, maar dat is niet alles. Er gaat namelijk ook een streep door het gebruik van de Standaardrekenmethode 1. En de aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder mag je niet meer toepassen.

In dit artikel zoomen we in op een nieuw begrip in de Omgevingswet: gezamenlijk geluid. Door het toevoegen van het begrip gezamenlijk geluid is de juiste toepassing van de begrippen gecumuleerd en gezamenlijk van belang. We vertellen je in dit artikel meer over het verschil tussen gezamenlijk geluid en gecumuleerd geluid. En je ontdekt of de komst van het begrip gezamenlijk geluid consequenties heeft voor het beschermen van het geluidniveau in woningen.

Gezamenlijk geluid Omgevingswet

MEER WETEN?
Neem contact op met een van onze adviseurs.

WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN GECUMULEERD GELUID EN GEZAMENLIJK GELUID?

Gecumuleerd geluid – huidig

Bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten, zoals een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning, moet de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening onder meer beoordelen of er sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zo moeten bij een geluidgevoelige bestemming, zoals een woning, “alle relevante geluidbronnen” worden onderzocht.

Het gecumuleerde geluid speelt ook een rol bij de afweging voor het verlenen van hogere waarde op basis van de Wet geluidhinder. Bijvoorbeeld als er woningen worden gerealiseerd vlak bij een weg, een spoorweg, een gezoneerd industrieterrein of een luchthaven. Of als er sprake is van een reconstructie-effect. Het bevoegd gezag bepaalt of het gecumuleerde geluid aanvaardbaar is. Daarin is het vrij, aangezien er geen wettelijk opgelegde norm is. Bijlage I, hoofdstuk 2 van het huidige Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, ligt ten grondslag aan de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. De bijlage geeft de rekenmethode voor cumulatieve geluidbelasting weer. Deze rekenmethode pas je toe als er sprake is van blootstelling door meer dan één geluidbron en als de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde.

De cumulatie gaat om de volgende bronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer, gezoneerde industrieterreinen en luchtvaart. In dit geval berekent de methode de gecumuleerde geluidbelasting, waarin rekening is gehouden met de verschillen in dosis-effectrelaties (hinderlijkheid) van de verschillende geluidbronnen.  Als het gaat om een wettelijke beoordeling van wegverkeer, dan moet de waarde van het gecumuleerde geluid omgerekend worden naar de bron wegverkeer.

Gecumuleerd geluid – Omgevingswet

Bij gecumuleerd geluid in de Omgevingswet gaat het ook om de beoordeling van aanvaardbaarheid. In artikel 3.38 (vaststellen geluidproductieplafond: beoordeling aanvaardbaarheid gecumuleerd geluid), tweede lid, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), staat de volgende omschrijving:

“Het gecumuleerde geluid is het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, opgeteld met correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.”

De werkwijze om de gecumuleerde geluidbelasting te berekenen is veranderd. Naast het geluid van wegverkeer, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchtvaart moet nu ook onder andere het geluid van windturbines, buitenschietbanen, militaire springterreinen en windparken meegenomen worden. Het gecumuleerde geluid moet worden beoordeeld als de standaardwaarde (voorheen voorkeurswaarde) wordt overschreden.

Daarnaast zijn de omrekenregels veranderd en is de dosis-effectrelatie van luchtvaartgeluid aangepast. Tot slot is het beoordelen van de aanvaardbaarheid nu onderdeel van het integrale besluit, waarin bijvoorbeeld mobiliteit, woningbouw en gezondheid moeten worden meegenomen.

Gezamenlijk geluid

Het Bkl – onderdeel van de Omgevingswet – bevat instructieregels voor de beoordeling van geluid op de gevels van een geluidgevoelig gebouw. Onderdeel hiervan is het bepalen van het gezamenlijke geluid. De waarde van dat gezamenlijke geluid heb je nodig voor het bepalen van de vereiste geluidwering van geluidgevoelige gebouwen.

Bijlage I van het Bkl verwijst voor het begrip gezamenlijk geluid naar artikel 3.39. In het tweede lid staat dat het gezamenlijke geluid gaat om “het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, energetisch opgeteld zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.” Bij het bepalen van het gezamenlijk geluid wordt dus niet gecorrigeerd voor verschillen in hinderlijkheid. Dat is een belangrijk verschil met gecumuleerd geluid.

Voorbeeld

Een nieuw te realiseren, geluidgevoelige functie (woning) wordt geluidbelast door wegverkeer van provinciale wegen (55 dB), industrieterreinen (54 dB) en railverkeer op hoofdspoorwegen (58 dB). Bij het gecumuleerde geluid gaat het om het bepalen van het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, opgeteld met correctie voor de verschillen in hinderlijkheid. Artikel 3.24 uit de Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet geeft de formules per geluidbronsoort waarmee het gecumuleerde geluid berekend kan worden. De gecumuleerde geluidbelasting is afgerond 59 dB. Als het gezamenlijke geluid – dus het geluid door geluidbronsoorten zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid – wordt bepaald, dan is de gezamenlijke geluidbelasting afgerond 61 dB. De correctie voor de verschillen in hinderlijkheid van met name railverkeer zorgt in dit voorbeeld voor het verschil van afgerond 2 dB tussen het gezamenlijke geluid en het gecumuleerde geluid.

Artikel 3.39, derde lid, Bkl, verwijst naar artikel 3.38, derde lid, met een opsomming van de geluidbronsoorten die je mee moet nemen. Dat zijn in ieder geval een weg, spoorweg, industrieterrein, geluid door luchtvaart, geluid door een windturbine of een windpark en geluid door een civiele buitenschietbaan, militaire buitenschietbaan of militair springterrein op een industrieterrein.

In artikel 3.39, tweede lid, Bkl, staat “en andere activiteiten”. Dit betekent dat geluidbronnen die relevant zijn voor de beoordeling van geluid (met uitzondering van woongeluiden) meegenomen worden bij zowel de bepaling van het gecumuleerde geluid als het gezamenlijke geluid. Denk hierbij aan buiten opgestelde installaties (warmtepompen en airco’s), maar ook geluid afkomstig van openbare parkeerterreinen en stemgeluid. In artikel 3.39, 5.78a en 5.78ad staat in welke situaties je het gezamenlijk geluid op de gevel moet bepalen. De situatie uit 5.78ad gaat over de berekende geluidniveaus op de gevel van geluidgevoelige gebouwen. Het gaat om het toelaten van een geluidgevoelig gebouw (bijvoorbeeld een woning) bij een weg, spoorweg of industrieterrein.

GELUIDBELASTING TEN BEHOEVE VAN DE KARAKTERISTIEKE GELUIDWERING VAN DE GEVEL

De karakteristieke geluidwering van de gevel is van belang, omdat de geluidwerende gevelvoorzieningen uiteindelijk bepalen van welk geluidniveau er sprake is in een woning. Op dit moment gebruiken we Afdeling 3.1. Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw, artikel 3.3. Industrie-, weg- of spoorweglawaai uit het Bouwbesluit 2012. Hierin staat: “Bij een krachtens de Wet geluidhinder of de Tracéwet vastgesteld hogere- waardenbesluit is de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner dan het verschil tussen de in dat besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidbelasting voor industrie-, weg- of spoorweglawaai en 35 dB(A) bij industrielawaai, of 33 dB bij weg- of spoorweglawaai.”

Volgens het Bouwbesluit moet je voor het bepalen van de geluidwering uitgaan van de vastgestelde hogere waarden. Hogere waarden worden afgegeven per geluidbron. De karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied mag niet kleiner zijn dan het verschil tussen de – in dat besluit opgenomen – hoogst toelaatbare geluidbelasting voor industrie-, weg- of spoorweglawaai.

Na het in werking treden van de Omgevingswet is het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) van kracht. Artikel 4.103 geluid nummer 3 | september 2022 19 (geluidwering bij weg-, spoorweg- of industriegeluid of geluid door activiteiten) zegt het volgende:

De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied is:

  • niet kleiner dan het verschil tussen het in het omgevingsplan, de omgevingsvergunning  voor een omgevingsplanactiviteit of het besluit tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden bepaalde gezamenlijke geluid, bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, en 33 dB; en
  • niet kleiner dan het verschil tussen het in het omgevingsplan of in de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit toegestane geluid door activiteiten, bedoeld in paragraaf 5.1.4.2.2 van het Bkl, en 35 dB(A), tenzij  dit geluid is betrokken bij het bepalen van het gezamenlijke geluid, bedoeld onder a.

In artikel 4.103 uit het Bbl komt de term gezamenlijk geluid terug. De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied mag niet kleiner zijn dan de gezamenlijke geluidbelasting en 33 dB. Een belangrijk verschil met het Bouwbesluit is dat de geluidwering volgens het Bbl niet wordt afgestemd op basis van één geluidbron. In plaats daarvan moet je de geluidwering bepalen op basis van het gezamenlijk geluid als gevolg van alle aan de orde zijnde relevante geluidbronsoorten.

Voorbeeld

Uit een akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai blijkt dat een nieuw te realiseren, geluidgevoelige functie (woning) geluidbelast wordt door zowel wegverkeer op twee wegen als railverkeer op één spoortraject. De berekende geluidbelastingen (zonder aftrek) zijn op de gevel van de woning 60 dB door weg 1, 60 dB door weg 2 en 60 dB door het spoortraject. Hiervoor worden hogere waarden vastgesteld. Conform het Bouwbesluit mag de karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner zijn dan het verschil tussen de in dat besluit opgenomen, hoogst toelaatbare geluidbelasting voor industrielawaai 35 dB(A) en voor rail- of wegverkeerslawaai 33 dB. Volgens het huidige Bouwbesluit moet de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel ten minste (60 – 33 =) 27 dB zijn voor het spectrum wegverkeerslawaai, omdat dit het maatgevende spectrum is ten opzichte van railverkeerslawaai.

Na het in werking treden van de Omgevingswet moet de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel worden bepaald door het gezamenlijk geluid. Dit betekent dat de berekende geluidbelastingen energetisch opgeteld moeten worden, zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid. De gezamenlijke geluidbelasting is in de geschetste situatie afgerond (60 + 60 + 60=) 65 dB. Volgens het Bbl moet de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel (65 – 33 =) 32 dB zijn. Uit het voorbeeld blijkt dat de minimaal vereiste karakteristieke geluidwering van de gevel in de oude situatie (Bouwbesluit 2012) lager is dan de minimaal vereiste geluidwering in de nieuwe situatie (Bbl). Dit betekent dat de geluidwering van de gevel in de nieuwe situatie minimaal gelijk is en – in veel gevallen – hoger is dan in de oude situatie. Bewoners worden dus – afhankelijk van de geluidsituatie – hetzelfde of beter beschermd tegen geluidbronnen in de omgeving. In de praktijk gaat men overigens nu al vaak uit van het opgetelde geluid bij het bepalen van de geluidwering van de gevel. Als een woning geluidbelast wordt door twee wegen, met beide 60 dB op de gevel, dan worden de geluidwerende gevelvoorzieningen bepaald op basis van (60+60=) 63 dB. En dus niet op basis van 60 dB.

CONCLUSIE

In dit artikel legden we het verschil tussen gecumuleerd geluid en gezamenlijk geluid uit. Het gecumuleerd geluid is het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, opgeteld met correctie voor de verschillen in hinderlijkheid. Door de komst van de Omgevingswet moet je meer verschillende type geluidbronnen meenemen in de cumulatie dan voorheen. Ook moet bevoegd gezag de aanvaardbaarheid integraal beoordelen. De Omgevingswet introduceert een nieuw begrip: gezamenlijk geluid. De juiste toepassing van enerzijds (het reeds bestaande) gecumuleerd geluid en anderzijds gezamenlijk geluid is van belang. Gezamenlijk geluid is het geluid door geluidbronsoorten en andere activiteiten tegelijk, energetisch opgeteld zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid. In het kader van het huidige Bouwbesluit moet je geluidwerende gevelvoorzieningen afstemmen op basis van één geluidbron. Wanneer het Bbl van de Omgevingswet van kracht wordt, moet je de karakteristieke geluidwering van de gevel bepalen op basis van het gezamenlijke geluid. Bij geluidbelastingen door meer dan één geluidbron worden toekomstige bewoners beter beschermd tegen omgevingsgeluid. De bescherming van het geluid van burgers in toekomstige woningen wordt beter, maar bouwkosten kunnen hierdoor toenemen.

Aanbeveling

De Omgevingswet staat voor een goed evenwicht tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving. Door de geluidwering af te stemmen op basis van het gezamenlijke geluid worden toekomstige bewoners bij geluidbelastingen van meer dan één geluidbron beter beschermd dan in het huidige/oude regime. Nóg een stap voorwaarts maken in het beschermen van de leefomgeving? Dan gaat het niet alleen om de geluidwering van de gevel om mensen binnen in hun woning te beschermen tegen omgevingslawaai. Maar ook om transparantie en communicatie over de geluidkwaliteit van de omgeving van hun woning.

Door geluid van een locatie “te labelen” vergroot je de bewustwording over de geluidkwaliteit bij woningen. Net als bij het energielabel A tot en met G zijn er bij een geluidlabel geluidklassen die de hoogte van de geluidbelasting weergeven. Het geluidlabel kan bijvoorbeeld aan het huurpuntensysteem gekoppeld worden waardoor de “markt” de financiële prikkel heeft die veel dwingender is dan de milieuprikkel vanuit een gemeentelijk geluidbeleid.

Geluidlabel LBP|SIGHT

Niet enkel de hoogte van de geluidbelasting bepaalt een score. Het hebben van een geluidluwe gevel, een geluidluwe buitenruimte (eventueel gemeenschappelijk), een “stille” kamer en/of een verhoogde geluidisolatie tussen woningen onderling levert extra punten op. Naast fysieke kenmerken van een woning zijn ook omgevingsfactoren die van invloed zijn op het toekennen van punten. Zo levert een “rustig, groen binnenplein” ook weer extra punten op. Binnen het puntensysteem voorzien we een differentiatie naar doelgroepen: zo gelden voor zorgwoningen andere criteria dan voor studentenwoningen.

Een geluidlabel met een “lage” of “hoge” score geeft bevoegd gezag – maar ook initiatiefnemers, architecten en geluiddeskundigen – een extra prikkel om de afweging te maken of – en zo ja, hoe woningbouw gerealiseerd kan worden. In eerdere artikelen in Geluid (nummer 2 van juni 2014 en het artikel “Het moet anders”, nummer 1 van maart 2016) is al gepleit voor de komst van een geluidlabel. Kan deze oude wens alsnog in vervulling gaan en de bewustwording over de omgevingskwaliteit van woningen vergroten? Met alleen een betere geluidwering is een eerste stap gezet, maar zijn we er nog niet.

Vakgebieden (1)

Medewerkers (1)

Adviseur Fabian Wieland
Fabian
Wieland
Adviseur geluid en trillingen